Door Caty Kroon - Een vriendin vraagt me uit lunchen. Ze is eigenlijk geen vriendin, maar een zus. Bijna veertig jaar geleden ontmoetten we elkaar bij een bedrijf waar zij en ik toen zo ongeveer de jongste medewerkers waren. Mopperen op de generatie na ons kon niet, wij wáren die generatie. Onze nieuwe werkgever was net een familiebedrijf. Niemand wist toen dat het in de loop der jaren zou uitgroeien tot een enorme Naamloze Vennootschap. Met de nadruk op Naamloze.

We bestellen eerst koffie.

We hadden toen geen collega's, maar broers en zussen. En de generatie boven ons bestond uit ooms en tantes. Er waren ook een aantal vreemde familieleden, zogezegd de zwarte schapen. Die maakten het leven wel overzichtelijk want je moest immers ook verwanten hebben waar je niet alleen méé kon lachen, maar ook óm kon lachen. Toch waren we zo hecht dat zelfs de zwarte schapen zich geborgen voelden.
Toen het bedrijf alsmaar groeide en de familie uit elkaar viel, heb ik het verlaten. Mijn 'bedrijfszus' is gebleven en werd opgestoten in de vaart der volkeren. Ze ontdekte dat de Naamlozen háár een zwart schaap vonden. Een zwart schaap zonder geborgenheid. Dat moet altijd het veld ruimen.

De serveerster komt de kaart brengen.

In onze fijne beginjaren was mijn collega veranderd in Vriendin en niet veel later in Zus. We hadden er ook veel vaders en moeders. Van de vaderlijk bezorgde portier ('Doe je jas dicht, het is koud') tot de moederlijke kantinejuffrouw ('Neem een schaaltje vers fruit, da's goed voor je'). Ons volwassen leven was nog maar net begonnen en de hele bedrijfsfamilie maakte er deel van uit. Na werktijd waren er de activiteiten van de personeelsvereniging, ging je op zaterdagmorgen je auto wassen of deed je boodschappen voor een van je andere zussen die met griep in bed lag. Mijn echte moeder naaide babykleertjes voor de bedrijfszussen die een baby hadden gekregen en ik stond 's avonds indrukwekkende stapels pannenkoeken te bakken om de andere dag mee te nemen voor de lunch. Alle monteurs verzamelen, een roodgeblokt tafelkleed over de werkbank en stroop en suiker vragen in de kantine.

Is vergeetachtigheid niet een vriendelijk woord voor uitgestelde dementie?

Mijn vriendin vertelt me over haar ouders die, in tegenstelling tot mijn ouders, nog leven en nu ver in de tachtig zijn. Ze wonen nog in hetzelfde huis als tijdens onze jonge jaren, maar het verschil is wel dat ze nu dement zijn. Haar vader is er het ergst aan toe en gaat met de dag achteruit. Door de stress is de vergeetachtigheid van haar moeder sterk toegenomen. Is vergeetachtigheid niet een vriendelijk woord voor uitgestelde dementie?
De situatie is onhoudbaar, want haar vaders dementie gaat gepaard met emotionele uitspattingen als huilbuien en agressie. Haar moeder had afgesproken dat de grens bereikt zou zijn als zij een klap zou krijgen. Dat moment kwam, maar waar was die grens? Wanneer is het moment gekomen om je echtgenoot 'de deur uit te doen' als hij zeventig jaar je steun en toeverlaat was? Die grens is er wel, maar je ziet hem niet.

De serveerster vraagt of we nog iets willen drinken.

Alle bijdehandjes die nu zeggen dat haar ouders toch samen opgenomen kunnen worden in een zorginstelling, moet die gekleurde bril afzetten want zo werkt het vandaag de dag niet meer. Zeker niet als ze hulp afwijzen omdat het 'best nog wel gaat'.
En toen ging ook nog de hond dood van mijn bedrijfszus. Die was al oud. Op zijn laatste dag sleepte hij zich moeizaam voort. Hij wilde een beetje drinken, maar kon zijn kop bijna niet meer optillen. Als mijn vriendin niet had opgelet zou hij zijn verdronken in zijn waterbakje. Ze zijn met hem naar de dierenarts gereden en daar hebben zij en haar man de hond laten inslapen. Toen ze weer thuis waren, troostte mijn vriendin haar man. Ze zei dat hun hond een mooi leven had gehad met een waardig einde. Ze zei niet dat ze dat laatste nooit zou kunnen zeggen over haar vader.

De serveerster vraagt of we nog iets willen bestellen.

Ik zou mijn zus willen omhelzen en haar verdriet willen wegwiegen door veertig jaar terug te gaan in de tijd. Toen bestond dit restaurant nog niet, dronken we geen latte, aten we geen carpaccio als lunch. Haar vader stond gewoon een prima partijtje af te slaan op de golfbaan en haar moeder hielp als zonnige serveerster in een specialiteitenrestaurant. Gewoon voor de lol. Ook mijn ouders waren er nog. Mijn moeder ontkroont een heleboel aardbeien om er jam van te maken. Het houten kistje staat op de keukentafel en de groenteboer zit er nog naast aan de koffie. Ook mijn vader komt naar binnen. Hij heeft het schuurtje in de carbolineum gezet, de geur waait langs het open keukenraam de brandgang in. Uit de transistorradio klinkt de Arbeidsvitaminen met de stem van Tom Jones die Green, Green Grass of Home zingt. Mijn vader die meefluit terwijl hij zijn handen wast.

Onlangs was haar vader in zijn demente onmacht zó boos geworden dat hij een dienblad kapot sloeg op het hoofd van haar moeder. Die heeft nu een blauwe plek. Voordeel is dat ze zich niet meer kan herinneren hoe ze daar aan kwam. Wel loopt ze de hele dag haar dienblad te zoeken. We lachen om niet te hoeven huilen. Bestellen we nog een koffie? Green, Green Grass of Home.